Hoewel ik best met een four-wheel-drive door
de regenwouden en over de stranden van Fraser Island (de aboriginals noemden
het eiland K'gari, paradijs. Nu weten we dat ze hier alles het paradijs noemen,
dus de verwachtingen waren niet hoger dan bij de vorige 18 paradijzen) wilde
scheuren, mocht het niet van Welmoed. We zouden elke 10 meter vast zitten en
zouden de hele dag onszelf moeten uitgraven. Overgehaald door dit doem-scenario
stapten we met 15 toeristen en een ranger in een 4-wheel-drive bus.
In dit bakbeest scheurden we de hele dag over
zandpaden. Als echte toeristen stopten we bij alle highlights die het eiland
ons te bieden had. Zo zagen we het scheepswrak van de Maheno, een cruiseschip
dat in 1930 is vergaan. De resten van het schip liggen nog steeds te roesten op
het strand.
Toen de bus doorreed naar Lake McKenzie,
begrepen we de aboriginals. Een paradijselijk mooi meer. Het meer is gevuld met
regenwater, wat door het fijne witte zand zo gezuiverd is, dat het drinkbaar
water is. Omdat het water zo schoon is, kunnen er geen beestjes in leven.
Precies wat ik zocht! Na een wandeling door het regenwoud met spinnen zo groot
als een hand (! en ik maar denken dat ik alle harige beestjes leuk vind...) een
plonsje in een meer zonder beestjes. Heerlijk, tsja toch weer een echt
paradijsje!